Tips voor beginners
Aan de slag
Hengelen is niet duur. Voor een paar honderd euro heb je al een mooie uitrusting. Je hebt een hengel, draad, haken, lood, enkele dobbers en een schepnet nodig. Nog een beetje aas en we kunnen gaan hengelen. Ons vistuig bestaat uit een eind draad. Aan de ene kant maken we een lus. Daarmee maken we de draad vast aan de top van de hengel. We schuiven de dobber over de lijn. Dan maken we de haak vast aan de lijn. Dat doen we met een bijzondere knoop. De lijn leggen we op de haak op de wijsvinger. We plooien de lijn dubbel. Het losse uiteinde wikkelen we 5 maal rond de lijn en de haak. De lijn gaat nu door het overgebleven lusje. De lijn maken we nat met wat speeksel. We trekken de knoop aan. Het haakje zou nu mooi recht moeten hangen. Nu moeten we de dobber 'uitloden'. Dat doen we in het water. We knijpen het lood op de lijn. Een klein bolletje komt op 15 centimeter van de haak. Op 20 centimeter van het eerste bolletje komen grotere loodjes. Met een lood om te peilen zien we hoe diep het water is. We schuiven de dobber op de juiste hoogte. Enkel het topje van de dobber mag nog boven water komen. Het haakje ligt dan op de bodem of er even boven. We zijn nu klaar om te hengelen.
Aas en lokvoer
Het aas moet de vissen lokken. We kunnen veel als aas gebruiken. Vissen lusten immers brood, maden, casters, wormen, zaad van hennep, maïs. Het aas gaat op de haak. We werpen de lijn in het water. Nu kunnen we 'voeren'. Dat doen we met lokvoer. Dat wordt kant-en-klaar verkocht. We kunnen het mengen met paneermeel. Het valt dan traag uiteen. We 'voeren' voor de dobber. Gooi niet te veel voer in het water. Het blijft liggen en verzuurt. Dan trekt onze plek geen vis meer aan.
Beet!
We moeten niet lang wachten. Het dobbertje gaat met een kort rukje onder. We 'slaan aan'. Met een kort rukje aan de hengel zetten we de haak vast. De vis wil vluchten. We trekken de hengel zacht de andere kant op. Voorzichtig! De lijn mag niet breken. Telkens trekken we de vis de andere kant op. Hij is al vlug moe. Hij laat zich gemakkelijk naar de kant halen. De gevangen vis is een mooie voorn. Hij heeft felrode vinnen. De zilveren schubben schitteren in de zon. Als de vis rustig is, hoeft hij niet uit het water om te onthaken. Anders maken we onze handen nat, nemen we de vis vast en halen het haakje voorzichtig uit de bek. De eerste vis is binnen, maar we laten hem weer vrij...traag zwemt de vis weg. Hij wuift nog even met zijn staart. Plots schiet hij weg, het donkere water in.
Anders
Dit is wel de eenvoudigste manier om te hengelen. Toch vraagt ze veel ervaring. Ze is vooral geschikt om voorn, winde, brasem en zeelt te vangen. Een andere manier van hengelen gebeurt met de werphengel. Op de hengel staat een molen met daarop de lijn. De lijn wordt door de ogen op de hengel gehaald. Deze manier heeft een groot voordeel. We kunnen er grotere vissen mee vangen (o.a. karper). Een grote vis breekt de lijn van een vaste hengel. Met de werphengel kunnen we 'lijn geven' als de vis trekt. Vooral op karper en grote brasem kunnen we best met de werphengel vissen.
Roofvis
Ook voor roofvis als snoek, baars, snoekbaars en paling is de werphengel het best geschikt. Deze vissen verleiden we met kunstaas. Dat is gemaakt van hout, metaal of plastic. Het aas lijkt op een visje. Met kunstaas gooien we de lijn in het water en halen ze terug in. Dat doen we soms wel 100 keer en meer op een dag. Zo zoeken we het water af. Vooral aan bruggen, steigers en plaatsen met losse stenen zit roofvis. Hier is het niet rustig wachten tot je beet hebt. Dit is werken. Maar de buit loont. Want roofvis is de lekkerste vis.